Mike Vogeleer: "Mijn getuigenis was oprecht"

Mike Vogeleer (37) is verrast dat zijn naam genoemd wordt door de verdediging van Els Clottemans in hun argumentatie om cassatieberoep aan te tekenen. “Ik zou niet weten waarom er procedurefouten zouden zitten in mijn getuigenis”, reageert de ervaren springer. “Ik heb oprecht en naar waarheid getuigd. Wat is dan het probleem?”

De verdediging van Clottemans liet bij de argumentatie voor dat cassatieberoep ook de naam van Vogeleer vallen. “We zien mogelijke procedurefouten in het getuigenis van Mike Vogeleer en in bijkomende onderzoeken van het openbaar ministerie tijdens het assisenproces”, zei advocate Katrien Van der Straeten.

Uitwijkmanoeuvre

Vogeleer kwam twee weken geleden als deskundige getuigen op het proces over de parachutemoord. Hij werd beschouwd als de beste atmonauti-springer van België - de fatale sprong van Els Van Doren was ook een atmonauti-sprong - en was de stand-in van Clottemans tijdens de reconstructies.

De parachutist maakte tijdens zijn getuigenis een opmerking die insloeg als een bom. Volgens hem had Clottemans een “opzettelijk uitwijkmanoeuvre” gemaakt toen Van Doren naar beneden stortte. Nochtans had hij die these niet laten opnemen in het proces-verbaal van zijn verhoor op 6 oktober 2010 - toen hij naar eigen zeggen over een beter tv-toestel beschikte om de beelden van de sprong opnieuw te bekijken.

“Tijdens het assisenproces heb ik uitgelegd waarom mijn uitleg over dat uitwijkmanoeuvre niet in het pv van dat verhoor staat”, reageert Vogeleer nu. “Daar wil ik nu niet meer op terugkomen.”

Foto's

Vogeleer ondergroef echter zijn eigen geloofwaardigheid door door foto's van Marcel Somers en Els Van Doren voor duizenden euro's aan enkele media te verkopen. Daardoor is hij ook niet meer gewenst in de paraclub van Zwartberg.

“Hij is nog altijd lid van de paraclub, maar sinds het proces hebben we hem hier niet meer gezien”, klinkt het. “Wij denken ook dat het beter is dat Vogeleer hier wegblijft. Want op veel sympathie van ons hoeft hij niet meer te rekenen.”

Koen SNOEKX