Volgende week zullen de NAVO-lidstaten samenkomen om een nieuwe richtlijn vast te leggen voor defensie-uitgaven. Naar verwachting zal de norm worden opgetrokken naar vijf procent van het bruto binnenlands product (bbp). Die verhoging zou ook België verplichten om fors meer in defensie te investeren. Het bbp is de totale waarde van alle goederen en diensten die in een land gedurende een jaar worden geproduceerd. Dat percentage lijkt abstract, maar de financiële impact is aanzienlijk.
Econoom Gert Peersman van de Universiteit Gent maakt de omvang van die uitgaven concreet in het programma Terzake. “Per gezin per jaar gaat dat neerkomen op 6.000 euro”, zegt hij. Om de vergelijking duidelijker te maken: dat bedrag komt ongeveer overeen met wat Belgische gezinnen jaarlijks spenderen aan voeding. De verdeling van die vijf procent zal waarschijnlijk zo zijn dat 3,5 procent naar pure defensie-uitgaven gaat. De resterende 1,5 procent kan gebruikt worden voor zaken als politie, terreurbestrijding en infrastructuur die militair transport mogelijk maakt.
Volgens professor Alexander Mattelaer, gespecialiseerd in internationale veiligheid aan de VUB, is die 3,5 procent essentieel voor de NAVO-doelstellingen. “Die 3,5 procent is de financiële vertaling van de capability targets – of alles wat nodig is om de Europese Unie te beschermen – van de gemeenschappelijke NAVO-strijdkrachten”, legt hij uit in De Tijd.
Toch heerst er onder economen grote kritiek op de manier waarop de norm wordt bepaald. Peersman noemt het “absurd dat het als percentage van het bbp wordt uitgedrukt”, omdat die methode ertoe leidt dat bij economische groei ook de defensiebudgetten automatisch stijgen, zelfs als de noodzaak daartoe niet mee toeneemt. (lees verder onder de afbeelding)
Peersman trekt bovendien een scherpe vergelijking: “Vijf procent van het bbp is wat Israël vandaag uitgeeft en dat is een land dat in oorlog zit.” Volgens hem zou België, net als andere Europese landen, beter nadenken over hoe het beschikbare defensiebudget efficiënter kan worden besteed. Een mogelijke oplossing ziet hij in verdere Europese samenwerking: “Een gemeenschappelijk Europees leger zou al heel veel minder middelen kosten.”
Ook econoom Paul De Grauwe van de London School of Economics uit stevige kritiek op het plan. In De Standaard noemt hij de vijfprocentsnorm “nattevingerwerk” en “arbitrair”. Volgens hem ligt de echte efficiëntiewinst in de integratie van nationale legers. “Men zou beter beginnen met al die strijdmachten te integreren. Maar welke regering is daartoe bereid?”, stelt hij zich kritisch de vraag. De discussie over de NAVO-norm lijkt dus niet alleen budgettair, maar ook fundamenteel politiek van aard.
(Afbeeldingen: Unsplash)
Lees het artikel op de mobiele website