Een eigen huis kopen: het blijft voor veel jonge Vlamingen een droom. Maar steeds vaker blijkt het ook een onhaalbare kaart. De vastgoedprijzen in Vlaanderen zijn de afgelopen tien jaar de hoogte in geschoten, terwijl de lonen niet evenredig zijn meegestegen. Daardoor wordt het voor jongeren steeds moeilijker om voet aan grond te krijgen op de woningmarkt.
Uit recente cijfers blijkt dat de gemiddelde prijs voor een woning in Vlaanderen tussen 2013 en 2023 gestegen is van zo'n €200.000 naar meer dan €300.000. Dat is een toename van ruim 50% in slechts tien jaar tijd – een stijging die de koopkracht van jonge mensen niet kan bijhouden.
Naast de torenhoge woningprijzen worden jonge kopers geconfronteerd met strengere eisen van banken. Sinds de financiële crisis zijn kredietverstrekkers voorzichtiger geworden. Vandaag de dag verwachten de meeste banken dat kopers zelf minstens 20% van het aankoopbedrag op tafel leggen. Voor een woning van €300.000 betekent dat een eigen inbreng van €60.000 – een bedrag dat voor veel starters onhaalbaar is zonder hulp. Daar komt nog bij dat jongeren vaak nog niet lang actief zijn op de arbeidsmarkt en dus geen stabiel inkomen of kredietgeschiedenis kunnen voorleggen. Dit maakt het verkrijgen van een lening extra lastig.
Voor veel jongeren is financiële steun van de ouders de enige manier om de stap naar een eigen woning te kunnen zetten. Uit onderzoek blijkt dat ongeveer één op de drie jonge huizenkopers hulp krijgt van familie, meestal in de vorm van een schenking of lening. Wie geen beroep kan doen op ouderlijk kapitaal, heeft vaak simpelweg geen kans op de koopmarkt. Hierdoor dreigt de ongelijkheid op de woningmarkt verder toe te nemen: kinderen van vermogende ouders kunnen relatief vlot kopen, terwijl anderen jarenlang blijven huren of zelfs noodgedwongen thuis blijven wonen. (lees verder onder de afbeelding)
Om jonge gezinnen een duwtje in de rug te geven, lanceerde de Vlaamse overheid de Woonwaarborg. Dit systeem zorgt ervoor dat de overheid borg staat voor 10% van het geleende bedrag. Zo kunnen kopers tot 100% van de aankoopprijs lenen, zonder zelf al een groot bedrag gespaard te hebben. In ruil vraagt de overheid een kleine premie, waardoor het initiatief relatief betaalbaar blijft. Daarnaast zijn er ook maatregelen die gericht zijn op de huurmarkt. Denk aan het systeem van geconventioneerde huur, waarbij investeerders een tegemoetkoming krijgen om betaalbare en energiezuinige huurwoningen te bouwen voor mensen met een lager inkomen.
Ondanks deze inspanningen blijft de druk op de woningmarkt groot. Professor Johan Albrecht van de UGent waarschuwt dat de groep die in staat is om te kopen of zelfs maar te huren, kleiner wordt. Vooral jongeren zonder stabiele job of financiële hulp van thuis dreigen uit de boot te vallen. De combinatie van stijgende prijzen, strenge voorwaarden en familiale afhankelijkheid maakt van de woningmarkt een bijna onneembare vesting voor wie zijn eerste stap nog moet zetten. Zonder verdere structurele maatregelen lijkt de droom van een eigen huis voor velen stilaan te verdwijnen.
Lees het artikel op de mobiele website