Loonbelasting bepaalt hoeveel van je brutoloon je uiteindelijk overhoudt. Voor veel werknemers in België en Nederland is het verschil tussen bruto en netto aanzienlijk, maar de mate waarin dit gebeurt varieert sterk tussen beide landen. Wie werkt in één land en woont in het andere – of overweegt om de grens over te steken – doet er goed aan deze verschillen goed te begrijpen.
België staat al jaren bovenaan de lijstjes als het gaat om belastingdruk op arbeid. In 2023 bedroeg de zogenaamde ‘loonwig’ in België maar liefst 53,0%. Dit houdt in dat meer dan de helft van wat een werkgever aan loonkosten betaalt, niet terechtkomt bij de werknemer, maar naar belastingen en sociale bijdragen gaat. Het Belgische belastingstelsel is progressief, met tarieven die variëren van 25% tot 50%, afhankelijk van het inkomen. Bovenop deze inkomstenbelasting komen nog aanzienlijke sociale bijdragen, waardoor het nettoloon voor veel Belgen flink lager uitvalt dan hun brutoloon doet vermoeden.
Nederland hanteert eveneens een progressief belastingstelsel, maar met lagere tarieven dan België. In 2023 betaalden Nederlanders tot een inkomen van €73.031 een tarief van 36,93%, en daarboven 49,50%. Hoewel ook hier sprake is van sociale bijdragen, is de manier waarop deze worden geïnd anders dan in België. Een belangrijk verschil is dat Nederlandse werknemers zelf zorgpremies betalen aan een zorgverzekeraar – een bedrag dat gemiddeld rond de €150 tot €160 per maand ligt. De inkomensafhankelijke bijdrage voor de zorgverzekering wordt daarnaast apart ingehouden. Hierdoor zijn de totale loonkosten voor werkgevers in Nederland doorgaans lager dan in België.
Beide landen kennen belastingvrije sommen en kortingen die het uiteindelijke netto-inkomen beïnvloeden. In België geldt bijvoorbeeld een belastingvrije som van ongeveer €8.710 voor alleenstaanden en €17.420 voor gehuwden of wettelijk samenwonenden. Daarnaast bestaan er talrijke belastingvoordelen voor specifieke situaties zoals kinderen ten laste. In Nederland worden vooral de algemene heffingskorting en de arbeidskorting toegepast, die het te betalen belastingbedrag kunnen verlagen naarmate het inkomen daalt. Dit maakt het Nederlandse systeem aantrekkelijker voor mensen met lage of middeninkomens. (lees verder onder de afbeelding)
Ook op het gebied van pensioen zijn er grote verschillen. In België zijn de pensioenbijdragen relatief hoog, wat de loonbelastingdruk verder verhoogt. In Nederland zijn pensioenpremies daarentegen vaak fiscaal aftrekbaar, wat een positief effect heeft op het nettoloon. Bovendien biedt Nederland via het zogenaamde “drie pijlersysteem” – bestaand uit AOW, aanvullende pensioenen via werkgevers en individuele pensioenopbouw – meer flexibiliteit en fiscale voordelen.
De impact van deze systemen is voelbaar in de portemonnee. Belgische werknemers houden relatief minder over van hun loon dan hun Nederlandse collega’s. Dit verschil heeft directe gevolgen voor de koopkracht en de aantrekkelijkheid van werken aan de andere kant van de grens. Voor grensarbeiders – mensen die bijvoorbeeld in Nederland werken maar in België wonen – kunnen deze verschillen een groot financieel verschil maken, afhankelijk van de fiscale afspraken tussen beide landen.
Toch is het niet allemaal zwart-wit. De hogere loonbelasting in België betekent ook een sterk sociaal vangnet. Werkloosheidsuitkeringen, pensioenen en andere sociale voorzieningen zijn vaak ruimer dan in Nederland. Dat maakt het systeem voor sommige mensen juist aantrekkelijker, ondanks de hogere belastingen.
Nederland kan met name interessant zijn voor zelfstandigen, jonge werkenden en middeninkomens die minder sociale zekerheid nodig hebben en vooral streven naar een hoger netto-inkomen. Dankzij lagere werkgeverslasten zijn ook bedrijven sneller geneigd om personeel aan te nemen, wat de arbeidsmarkt ten goede komt.
(Afbeeldingen: Unplash)
Lees het artikel op de mobiele website